CGT Cognitieve Gedragstherapie

Cognitieve gedragstherapie is een combinatie van gedragstherapie en gesprekstherapie. De Amerikaanse psychiater Aaron T. Beck, ontwikkelde een theorie en een behandelingswijze waarbij de cognities centraal staan: gedachten, fantasieën, herinneringen en opvattingen over gebeurtenissen. Cognitieve gedragstherapie gaat ervan uit dat het niet de gebeurtenissen zelf zijn die een mens negatieve gevoelens en een bepaald gedragspatroon bezorgen, maar de 'gekleurde bril' waardoor je de dingen ziet. je leert deze negatieve gedachtes anders te interpreteren, krijgt een objectievere kijk op de eigen gevoelens en waarnemingen. Hierdoor kunnen negatieve gevoelens verdwijnen en zal het gedrag veranderen. Het is een kortdurende, gestructureerde therapievorm die op het heden en de toekomst is gericht. Het verhaal van de cliënt is van belang. Samen met de therapeut dien je te ontdekken hoe de 'foute' denkgewoonte is ontstaan. De therapeut zal betrekkelijk kort stilstaan bij de jeugdervaringen van de cliënt. CGt richt zich veel vaker op het heden en minder op het verleden van de cliënt. Door trainingen in de behandelkamer, in het echte leven en door allerhande huiswerk kom je gaandeweg tot nieuwe gedachten en ander, positiever, gedrag. Het is gebleken dat het veranderen van gedrag en het veranderen van gedachten goed samen kunnen gaan. Daarbij maken beide vormen van psychotherapie goeddeels van dezelfde methodes gebruik, zoals bijvoorbeeld het doen van huiswerk en oefeningen. Een cognitief gedragstherapeut heeft het vaak met je over moeilijke situaties en hoe je daarin gedraagt. Ook wil de therapeut graag weten hoe je over dergelijke moeilijke situaties denkt. Voor een deel is dat praten bij cognitieve gedragstherapeuten anders in vergelijking met bijvoorbeeld psychotherapeuten. Deze therapeuten praten niet alleen over andere onderwerpen met hun cliënten, de gesprekken hebben dikwijls ook een wat andere kleur of toonzetting. In veel andere therapieën wordt de cliënt gestimuleerd om bij zichzelf te onderzoeken wat hij voelt of wat hij wil. In dat proces van zelfonderzoek zijn andere therapeuten betrekkelijk zwijgzaam en terughoudend in tegenstelling tot cognitief gedragstherapeuten die doorgaans actiever zijn. Zij gaan eerder met de cliënt op zoek naar knelpunten en manieren om met zaken om te gaan. Dat uitgangspunt zorgt er voor dat cognitief gedragstherapeuten eerder adviezen en richtlijnen geven, dat zij huiswerkafspraken maken met je en dat zij bepaalde oefeningen met je doen in de therapiesetting.